Uiteenzetting
Een uiteenzetting is een informerende
tekst. Je probeert de lezer van een bepaald onderwerp iets te
leren.
Inleiding
In de inleiding noem
je het onderwerp. Het onderwerp moet feitelijk zijn. Dit wil zeggen:
Je kan controleren of het klopt. Het hoeft niet te kloppen. Je
kan in je inleiding ook een vraag- of probleemstelling opnemen.
Ook deze moeten feitelijk zijn.
Middenstuk
In het middenstuk ga je de lezer zoveel mogelijk
informatie geven over het onderwerp. Je geeft uitleg, oorzaken,
gevolgen, uitzonderingen. De bouw van een uiteenzetting.
Bij een uiteenzetting zijn zes verschillende structuren.
- Vraag-antwoord structuur. Hierbij
geef je in de inleiding een vraag en in het middenstuk de antwoorden.
In het slot geef je een conclusie of samenvatting.
- Verklaringsstructuur. Hierbij geef
je in de inleiding een verschijnsel. In het middenstuk geef
je kenmerken, voorbeelden, oorzaken en effecten. In het slot
geef je een samenvatting en een mogelijke toekomstverwachting.
- Probleem-oplossing structuur. Hierbij
geef je in de inleiding een probleem. In het middenstuk leg
je vervolgens uit waarom dat een probleem is en geef je de oorzaken
en gevolgen. In het slot geef je de oplossing.
- Onderzoeks structuur. Hierbij geef
je in de inleiding het onderwerp van het onderzoek. In het middenstuk
geef je nadere uitleg over de uitvoering en geef je de resultaten.
In het slot trek je de conclusie.
- Verleden, heden, toekomst structuur.
Hierbij introduceer je het onderwerp in de inleiding. In het
middenstuk noem je hoe het vroeger, nu en in de toekomst zal
zijn. In het slot geef je de conclusie.
- Indeling structuur. Hierbij introduceer
je het onderwerp in de inleiding. In het middenstuk geef je
aspecten in een logische volgorde. In het slot geef je een korte
samenvatting.
Slot
De verschillende manieren om een slot te maken
staan hierboven al genoemd. Het ligt er aan welke structuur je
gebruikt.